Vreemde vogels in Georgië

Vreemden voor elkaar, zo ontmoetten wij elkaar op de vliegvelden Schiphol en van Warschau. Even kennis maken, een leuke kennismaking want mensen die behept zijn met de lichte krankzinnigheid van het vogelen hebben vaak meer kleine eigenaardigheden. Zo werden in gemoedelijkheid en met humor de eerste dag al plaagstootjes uitgedeeld en onverdeeld goed ontvangen.Toen ik thuis de soortenlijst ontving van de vogels die we zouden kunnen verwachten te zien dacht ik: “Ja, ja, ze zijn er wel maar je ziet ze niet.” Dat pakte heel anders uit. De eerste dag al, in de ochtendschemering, we stapten uit het busje bij een rivier omdat hier de kwak zou zitten. Ik dacht: “Ja, ja, maar is ie thuis?” Een kwartier en 5 kwakken later stapte ik uiterst gelukkig weer in het busje. Ik had nog nooit een kwak gezien en ik ben wel degelijk een soortenjager. We reden de bergen in (prachtige sneeuw bedekte hellingen). Ik moest even een sneeuwbal gooien want dat ik nog nooit gedaan in mei. Steeds als iemand vanuit het rijdende busje iets interessants zag was het: “STOP!” en stroomden we naar buiten. Cirkelende lammergier en hé! een aasgier, een vale gier en een van hoog, in drie etappes neerstortende slangenarend op, wellicht, een prooi. En dit alles in een overweldigende stilte die je nergens in Nederland vindt. Het was elf uur in de ochtend, ik had vijf nieuwe soorten in 5 uur tijd en het was zó stil! Op dat moment steeg ik een paar centimeter van de grond op en ik ben tien dagen lang niet meer op de grond gekomen. In de avondschemer kwamen we bij een pension aan het eten stond al op tafel. En er werd met korte tussenpozen getoast. De ene keer op het welzijn van ieder van ons afzonderlijk en even later op het welzijn van ons allemaal. Ik heb acht uur slaap nodig en ging vroeg naar bed. Anderen gingen tot in de kleine uurtjes door en waren min of meer fris om zes uur al weer op voor een vroege vogelexcursie met het gehoep van de hop in de verte. Eén van de dagen kwamen we vroeg in de avond aan bij een pension in een steppeachtig natuurgebied zeer ver van de bewoonde wereld vandaan. Er naderde een zwaar onweer van twee kanten. Er was kaarslicht en er was water en eten meegenomen. Er was geen wind en het was warm. Ik liep een eindje het veld in en ging zitten. Het weerlichtte zonder donder en ik zat daar maar, diep gelukkig. Vincent van Gogh schilderde een nachttafereel met cipressen en een sterrenlicht met grote sterren, zacht van kleur en lichtuitstraling eromheen. Ik dacht dat hij dat in z’n euforie geschilderd had, maar ik heb die sterrenlucht nu ook gezien, in het echt, na het onweer in de vroege nacht. Ik ben op mijn rug op de grond gaan liggen en was dicht bij tranen.
Precies de laatste dag zat ik vol. Ik had in tien dagen tijd 58 nieuwe soorten gezien en het was genoeg, zeer genoeg. Ik ben vaak naar de Oostvaardersplassen geweest om de zeearend te zien, maar ik piste altijd naast het potje. En dan de laatste dag in Georgië, bij een stuwmeer, daar zat hij. Voor het eerst van mijn leven zag ik een zeearend en het deed me niets. Ik heb gemerkt dat er een grens zit aan genieten. Ik was voor het eerst “vogelmoe”. Het was de laatste nieuwe vogelsoort, nummer 59. Ik was moe, innig tevreden en stil van binnen. Het is een beetje vreemd om afscheid te nemen van mensen met wie je tien dagen lang gegeten, gedronken, geslapen, gevogeld, gelachen en gepraat hebt.  Beste vreemde vogels in Georgië, het ga jullie goed. Volgend jaar mei ga ik naar Armenië. Ik hoop daar veel van de vogels die ik in Georgië gezien heb beter te leren kennen en natuurlijk nieuwe soorten te zien. Maar iets minder dan 59 is ook wel goed. Ook ben ik benieuwd naar m’n reisgenoten: vreemde vogels in Armenië.

Jan van Keulen